Menu
Vereniging Trainingen Media VNVA events

Zelfdoding bij kinderen en jongeren

Gerecenseerd door: José Konings, huisarts

LannooCampus, oktober 2014. Ean: 9789401421478

Inleiding
In 4 delen wordt de thematiek van suïcidaal gedrag en suïcidepreventie bij kinderen en jongeren in Vlaanderen besproken. De auteurs, allen wetenschappelijk medewerkers bij verschillende universiteiten in België, bundelen wetenschap en praktijk gericht op hulpverlening en preventie. Doelgroep: alle hulpverleners die met kinderen en jongeren werken.Er wordt een beeld geschetst van de epidemiologie, hulpverleningsmogelijkheden en preventieve mogelijkheden in Vlaanderen anno 2014. Er is in Vlaanderen een stijging van suïcidesterfte opgetreden bij de 15-tot 19- jarigen en de 20-tot 24-jarigen van 1991 tot 2011. Bij mannen 15 tot 19 is de relatieve suïcidesterfte toegenomen van 6,3 % naar 35,3%. Bij vrouwen in deze leeftijdsgroep van 1,5% naar 39,3%. Vlaamse adolescenten deden meer suïcidepogingen dan Nederlandse adolescenten. “Ze gingen echter minder adequaat om met hun problemen, ze praatten er minder over met familie of leerklachten, en gebruikten meer alcohol en drugs in vergelijking met de Nederlandse adolescenten (Portzky, e.a.,2008)” (pag. 63).

Beschrijving
Er worden meerdere hulpverleningsprojecten beschreven, bijvoorbeeld het project TEJE (Therapeuten voor jongeren) in Antwerpen. Dit vindt uitbreiding naar andere steden in België en Nederland (Eindhoven).Het betreft anonieme en gratis therapeutische hulp gegeven door jeugdtherapeuten in afwachting van eventuele verdere langdurige begeleiding.

De rol van sociale media wordt benadrukt: ”Voor wie in de jeugdhulpverlening werkt, is een profiel op verschillende social media en al zeker op facebook een must” (pag. 162). Jongeren kiezen vaker voor chatten dan bellen bij hulpdiensten, bijvoorbeeld de Zelfmoordlijn.
Een ander beschreven project is het Centre Patrick Dewaere (Luik, 1995). Hierbij wordt de jongere kortdurend (ca 3 weken) opgenomen en behandeld rond de 4 assen verbale therapieën, creatieve therapieën, sport, en medische behandeling. ” De ontslagdatum wordt bij opname vastgelegd om te voorkomen dat de patiënt zich “nestelt” met zijn probleem “ (pag.189). Hierna volgt ambulante begeleiding.
Met betrekking tot preventie is er bijvoorbeeld het programma Triple P in Antwerpen. Het gaat om een programma voor opvoedingsondersteuning op populatieniveau “Positive Parenting Program” voor 0-16 jarigen. Er zijn verschillende niveaus: van zeer breed voor alle ouders (niveau 1) tot specifiek voor beperkte groep ouders met ernstige problemen (niveau 5).

Het project “warme steden” van onderzoekscentrum KU Leuven heeft als doel een “goede prakrijk” te creëren in een lokale gemeenschap.
Op concreet hulpverleningsniveau heb ik 2 dingen geleerd:

  1. Na een suïcide blijft de achterblijver vaak achter met schuld- en schaamtegevoelens. Probeer als hulpverlener niet te snel te reageren met “het is jouw schuld niet”. Belangrijker is het om stil te staan bij het schuldgevoel van een jonge nabestaande: “Waar precies voel jij je schuldig over? Zijn er dingen die je gezegd of gedaan heb, of net niet gezegd of gedaan hebt, waar je spijt van hebt?” (pag. 259)
  2. De metafoor van de tunnelvisie (pag. 114)als hulpmiddel bij het inschatten van de acuutheid en anderzijds als een vorm van psycho-educatie. “Men tekent bijvoorbeeld een gang die vooraan breed is en achteraan smaller wordt. Aan de zijmuren van de gang bevinden zich deuren. Die symboliseren mogelijke manieren (oplossingen) om met problemen om te gaan. Aan het einde van de gang staat ook een deur. Die symboliseert suïcidaal gedrag (de dood). Aan de jongere kan worden gevraagd wat de oplossingen achter de zijdeuren zouden kunnen inhouden….Daarnaast kan aan de jongere gevraagd worden een kruisje te zetten in de gang, ter hoogte van de positie waarin hij zich bevindt… Ook kan gepeild worden naar motivatie voor hulpverlening, door te vragen of de jongere nog energie kan vinden om achter de deuren met oplossingen te gaan kijken”.

Conclusie
De beschreven hulpverlenings- en preventieprojecten zijn interessant maar grotendeels gericht op de lokale/landelijke gezondheidszorgstructuren.

Het Vlaamse taalgebruik is voor mij soms verrassend (“zo besluit hij om op kot te gaan”, pag. 194).
De belangrijkste conclusie voor mij is dat vooral het versterken van beschermende factoren en het promoten van gezond gedrag bij ALLE kinderen het meest effectief is bij het bieden van een antwoord op de complexe problemen van suïcide bij jongeren. “Er wordt nog steeds meer ingezet op curatie in plaats van op preventie, waardoor men de feiten achterna blijft hollen (pag. 229) ”
Het boek is mijns inziens ook voor Nederlandse hulpverleners leerzaam, voornamelijk de hoofdstukken over epidemiologie en preventie die gemakkelijk naar de Nederlandse situatie zijn door te trekken.

9200000030255251
Sluiten
X Zoek